Ghelamco Arena, Eneco Tour, Jupiler Pro League, AG Insurance
Memorial Van Damme, KBC nacht van de Atletiek. Nostalgici vinden het verwerpelijk, maar het is de harde economische realiteit in de topsport. Overleven zonder degelijke sponsoring is voor organisatoren atleten en clubs een haast onmogelijke opgave geworden. Stevenen we af op een VTM-scenario waarbij de commerciële ondertoon nooit ver weg is?
De Memorial Van Damme is sinds zijn ontstaan in 1977
uitgegroeid tot een van de belangrijkste sportevenementen in België. De hoogmis van de atletiek lokt jaar na jaar meer dan 40.000 mensen
naar het Koning Boudewijnstadion, waarmee het één van de best bezochte meetings
is wereldwijd. Belgacom werd in 2008 de
eerste officiële titelsponsor van de Memorial. Daarmee bezweek organisator
Meert onder de druk van Golazo, dat tal van sportevenementen organiseert in de
BeNeLux waaronder de Memorial. Het
Golazo van Bob Verbeeck staat er
namelijk voor gekend ieder evenement te verbinden aan een titelsponsor. Van de
Baloise Belgium Tour over de DVV Antwerp Ten miles en nu dus ook de ING
Insurance Memorial Van Damme. Of we daar blij mee moeten zijn is een andere
vraag, al mogen we ook de realiteit niet uit het oog verliezen. De
sportwereld overleeft grotendeels bij gratie van sponsoring.
Crowdfunding Swings |
En net daar wringt het schoentje. Daar is het wielrennen het beste bewijs van. Wielerploegen zijn met handen en
voeten gebonden aan hun naamsponsors. Trekken zij er de stekker uit dan is het
onherroepelijk gedaan. De wielersport
snakt naar een duurzamer model, waarbij
het niet voor de volle 100 procent afhankelijk is van zijn naamsponsor(s). Die
roep om verandering werd begin juli nog maar eens kracht bijgezet door de
noodkreet van Richard Plugge, manager van Belkin. Die
moet op zoek naar nieuw kapitaal nadat bekend
raakte dat Belkin er eind dit jaar mee stopt als hoofdsponsor. Een zoveelste
klap voor de ploeg die vorig jaar net hetzelfde overkwam na het afhaken van
Rabobank. Het sein voor Plugge om ‘out of the box’ op zoek te gaan naar een
nieuw financieringsmodel. Plugge ziet daarbij onder meer heil in crowdfunding.
Crowdfunding is nog relatief onontgonnen terrein in de sportwereld. Bart Swings
experimenteerde er vorig jaar mee in zijn ‘queeste’ naar olympisch goud in
Sotchi. Omdat ons land geen schaatscultuur heeft -en sponsors bijgevolg niet
staan te springen om te investeren in een onbekende sport- was het voor Swings
een noodzaak om via crowdfunding de nodige fondsen binnen te rijven. Dit om te
kunnen leven van zijn sport, trainingsstages te bekostigen en te kunnen
concurreren met de Nederlanders. Mogen we dan ook crowdfunding bestempelen als goedkope commercie? Laten we dit vernieuwende concept vooralsnog het voordeel van de twijfel geven. Wanneer 1000 mensen elk 25 euro storten omdat ze echt in een project geloven creëer je in ieder geval een nauwere betrokkenheid vanuit de gemeenschap dan wanneer een CEO van een bedrijf ditzelfde bedrag zou sponsoren. En betrokkenheid, dat is uiteindelijk waar het om gaat in sport?
"Sport op topniveau mag geen slaaf worden van platte commercie. Het moet daarentegen een biotoop zijn waar eigen waarden en normen en traditie de bovenhand krijgen. "
Dat bedrijven zich graag vereenzelvigen met sport is geen
toeval. Passie, strijd, overgave,
winnaarsmentaliteit, heroïek. Ze worden veelvuldig in verband gebracht met topsport en daar wil ook de bedrijfswereld een graantje van
meepikken. Al is het ook de grote
achilleshiel. Indien er opnieuw een dopingschandaal uitbreekt in het wielrennen, waarbij meerdere
ploegen betrokken zijn, zouden wel eens plots heel veel renners zonder werk
kunnen komen te zitten. Een negatieve perceptie-en die is nooit ver weg in de
wielersport-zijn bedrijven liever kwijt dan rijk. Het wielrennen moet dus af
van zijn wankel business model en zelfbedruipender worden. Enerzijds door in te
zetten op een betere verdeling van TV-gelden. Anderzijds door de versnipperde
wielerwereld terug op één lijn te krijgen. In de huidige situatie is het vooral
ASO, de inrichter van heel wat wielerwedstrijden zoals de Tour, die een te
groot deel van de koek voor zichzelf houdt. Het incasseert bijvoorbeeld meer dan
50 miljoen aan TV-gelden voor de uitzendrechten van de Tour, maar teams zien
daarvan geen euro. De Internationale
Wielerunie (UCI) kijkt ernaar en laat het gebeuren, terwijl het hier een
regulerende rol zou moeten opnemen. Een eerlijkere herverdeling is ook hier
niet meer dan op zijn plaats. Het zijn
tenslotte de teams die voor het spektakel zorgen. Op die manier versterk je de
basis van de wielersport en staan ploegen minder onder druk als ze toch eens op
zoek moeten naar een nieuwe sport. Sponsoring zou in het beste geval niet
meer mogen zijn dan een appeltje voor de dorst. Als we een vergelijking maken met bijvoorbeeld ons televisielandschap dan lijkt topsport meer en meer op VTM en zou het a priori een beetje van alles moeten zijn. Een vleugje Netflix gecombineerd met wat VTM en een beetje Eén. Jammer genoeg profiteert enkel het voetbal van een gezonde en gevarieerde financieringsbasis. De lagere divisies even buiten beschouwing gelaten. Een deel van de inkomsten haalt het uit ticketverkoop er
is overheidssteun, sponsoring en natuurlijk zijn er ook nog de TV-gelden. Clubs zullen dan ook niet failliet gaan als ze
een tijdje zonder hoofdsponsor zitten. Kijk naar Club Brugge dat nu al een
tijdje zonder shirtsponsor voetbalt.
Het toonbeeld van platte commercie in de sport |
Een sport die ook bijna volledig afhankelijk is van de
gulheid van haar sponsors is het basketbal, of beter de Ethias league. In tegenstelling tot het voetbal
heeft Belgacom voor de uitzendrechten van het Belgische basketbal slechts een
habbekrats over. De teloorgang van traditieclubs als Pepinster en Bree laten op
dat gebied dan ook een wrange nasmaak achter. Een collega-blogger maakte onlangs een terechte bemerking door te stellen dat een groot deel van het
sponsorgeld in het basketbal in feite een vorm van verkapte overheidssteun is.
Met daarbij geen al te fraaie rol voor Johan vande Lanotte, zelf een fervent
basketliefhebber. U leest er hier meer over. Ook de Formule 1 kan slechts
overleven met behulp van vette sponsorcontracten. Deze zogenaamde commerciële
merkenteams werden pas in 1968 toegestaan. Daarvoor werd onder nationale vlag
geracet, zoals dat ook lange tijd in het wielrennen gebeurde. De bedragen die
in dit circuit rondgaan zijn alvast om van te duizelen. Budgetten van 200-300
miljoen euro zijn meer regel dan uitzondering. Shell betaalt bijvoorbeeld 30
miljoen dollar op jaarbasis om het schelpvormige logo op de bolides van
Raikkonen en Alonso te mogen plaatsen. De
Formule 1 is voor autoconstructeurs natuurlijk het perfecte uithangbord.
Befaamde renstallen zoals Ferrari en Mercedes zijn haast vergroeid met de sport wat voor stabiliteit
zorgt. En als er dan toch strubbelingen zijn dan komt desnoods suikeroom
Ecclestone op de proppen met wat extra zuurstof. Uit onthullingen van The Times
blijkt dat Ferrari jaarlijks 80 miljoen krijgt toegestopt nadat het in 2008
dreigde de sport vaarwel te zeggen.
Toen onlangs PEC Zwolle Europees het bezoek kreeg van Red
Bull Salzburg eiste de harde kern dat er die dag geen Red Bull verkocht zou
worden in het stadion. Een statement waarmee de thuisaanhang duidelijk maakte
niet gediend te zijn met de manier waarop Salzburg zijn ziel verkocht heeft.
Want daar komt het uiteindelijk op neer. Sport op topniveau mag geen slaaf
worden van platte commercie. Het moet daarentegen een biotoop zijn waar de eigen waarden en normen en de traditie de bovenhand krijgen. De Baloise Belgium Tour? Hoe kom je er toch op.